Dit weekend verschijnt ‘Het complete handboek natuurfotografie’. Helemaal compleet is zo’n boek misschien nooit, maar er staat toch al wel zoveel mogelijk in. Ik werkte mee aan dit boek, en een van de geplande hoofdstukken was: ‘hoe maak je van je tuin een vogelstudio’. Bij het maken van zo’n boek hoort heel wat redactiewerk, en dit hoofdstuk is samengevoegd met een ander in het definitieve resultaat. Omdat het nu het moment is om vogels te fotograferen, krijg je hier de originele tekst cadeau van hoe je van je tuin een vogelstudio kunt maken.
Ik ontving intussen al een exemplaar van het boek, en het ziet er heel mooi uit. Het is groot, dik en zwaar.
Hoe maak je van je eigen tuin een vogelstudio?
Ingrediëntenlijst
– Voederplaats met geschikt voer
– Drinkbak
– Telelens (met teleconverter)
– Mooie takken en boomstronken
– Een schuilhut, tuinhuis waaruit je fotografeert of geopend raam
Een tuin zonder vogels is haast onvoorstelbaar. Vogels vliegen voorbij, ze zitten ergens op een tak of ze eten op de grond. Waar ze zich ook bevinden, meestal zijn ze te ver weg om goed in beeld te krijgen. Hoe word je een geschikte gastheer voor deze vliegende bezoekers? Danny Laps
Iedereen heeft graag een volle maag
Wil je graag vogels in je eigen tuin of zelfs op je stadsterras fotograferen? Dan begint het met de vogels tot daar te krijgen, en precies op de plek die je wil. Je kunt je tuin of terras omtoveren tot het allermooiste vogeldecor: ze moeten zin hebben om te komen. Vogels krijg je exact op de plek waar je ze wilt, maar je gaat hen wel wat in ruil moeten bieden: voedsel. Voor wat, hoort wat!
Voedsel zal bepalen welke soorten je in je tuin krijgt. Van nature uit zullen er ook al vogels komen, zonder dat je ze voedert. Merels eten in de herfst graag afgevallen appels, en mezen die een nest hebben zul je in de lente met rupsen in hun bek zien. Dan hangt het er ook nog van af waar de vogels dat voedsel willen aantreffen. Vinken scharrelen graag op de grond, mezen komen graag aan de vetbol hangen en mussen zul je ongetwijfeld in het kippenhok vinden. Elke vogel eet zoals hij gebekt is: bessen, zaden, wormen, … en dat hangt ook nog eens af van het seizoen. Bij natuurorganisaties en webshops die vogelvoer aanbieden kun je precies terugvinden welke vogel welk voedsel zoekt in welk seizoen. Zo kun je op zoek gaan naar wat je op welke plek kunt aanbieden: in het gras, aan een boom of op je balkon.
Naast het eten is het drinken ook van levensbelang. Tijdens een droge zomer kun je vogels aantrekken door ze water te bieden, maar evengoed tijdens de winter wanneer alles is dichtgevroren.
Opstellingen maken om tuinvogels te fotograferen
Eerst zul je met het voeder en water moeten experimenteren om te ontdekken welke vogels je tot bij je krijgt. Bied het voedsel daarom aan op zoveel mogelijk plekken. Kijk welke plekken succes hebben en welke soorten er verschijnen. Daarna maak je een keuze welke vogels je wilt fotograferen. Eens je die knoop hebt doorgehakt, start je met je vogelstudio.
Heb je gemerkt dat de vogels vooral hun voer van de grond komen eten? Dan kun je dat voer in principe gelijk waar leggen. Die plek wordt het begin van je eigen vogelstudio. Geen zorgen om het voer te verplaatsen: ze vinden het heus wel. Probeer het enkele dagen uit. Heeft het toch geen succes, neem dan terug de vorige of een andere plek. Maar geef de vogels even de tijd om zich aan te passen. Dat gaat snel. Zoek een achtergrond die je leuk vindt. De ene fotograaf houdt van een egale kleur, de andere heeft graag wat bladeren op de achtergrond.

Schenk jezelf in de zomer de schoonheid van zonnebloemen, en in de herfst komen distelvinken (putters) de zaden ervan eten. Het is een vogel die specifiek op zoek is naar planten om het zaad eruit te pikken. Voeder uit de winkel hoeft dus niet altijd, het kan evengoed op een natuurlijke wijze. Danny Laps, 11 november; 360mm; 1/320s bij f/5.6; ISO 1250.
Je eigen vogelstudio
De basis voor je vogelstudio is gelegd. Nu nog aan de slag met enkele eenvoudige principes waaronder safety first! Net zoals elk ander dier zijn vogels steeds alert. Merken ze dat het niet veilig is, dan zijn ze weg. Katten in je tuin zullen zorgen voor minder vogels. Daarnaast ben jij er ook nog! Je zult jezelf moeten verstoppen. Je kunt vanachter het (open) raam binnen fotograferen, vanuit een schuilhut die je in je tuin bouwt, vanuit je tuinhuis, … Als er dagelijks maar niet teveel verandert aan die omgeving. Het moet er vertrouwd uitzien voor de vogel en jij moet dichtbij genoeg kunnen zitten.
Een ander belangrijk punt is dat de vogel de omgeving kan waarnemen voor hij op het voedsel af gaat. Hierbij zorg je voor een uitkijkpunt en een voederpunt. Praktisch houdt dit in dat je zorgt voor een hogere tak om eerst de omgeving te observeren, en een lager punt met het voedsel. Dat kan ook een tak zijn, een drinkschaal of de grond.

Een afgebroken tak is ideaal om wat nootjes of vet in te verstoppen. Zo krijg je vogels precies op de positie waar jij wil. Doorgaans blijven ze er maar kort zitten. Zorg ervoor dat je al op het juiste punt hebt scherpgesteld om snel je foto te maken. Danny Laps, 4 februari; 400mm; 1/320s bij f/8; ISO 800.
Als het je lukt om jezelf onzichtbaar te maken, de vogels een veilige omgeving te bieden en een lekkere maaltijd, dan heb je een succesvolle vogelstudio gebouwd. Je kunt steeds bijsturen: eens ander voedsel proberen, de achtergrond veranderen of gewoon van tak wisselen. Ga op zoek in het bos naar mooie takken. Voor elke aanpassing die je doet, geef je de vogels weer enkele dagen de tijd. Hebben ze zichzelf na een week nog niet aangepast? Dan zijn ze niet tevreden van je werk.
Een eigen vogelstudio is bijzonder leuk. Gewoon omdat je van achter je venster al dat leven in je tuin kunt zien. Elke dag en elk seizoen opnieuw, het hele jaar rond. Je kunt ze fotograferen wanneer je wilt. Bij het betreden van je schuilhut zul je misschien een halfuurtje moeten wachten tot ze terug opduiken. Maar ze zullen wel komen.

Een blik op een vogelstudio: een waterbak omrand met mos, een boomstronk, een tak en een groene achtergrond. De opstelling staat wat verhoogd: de vogels voelen zich veiliger, en het is makkelijker voor jou om van op ooghoogte te fotograferen. Danny Laps, 21 juli; 80mm; 1/1250s bij f/6.3; ISO 400.

De pagina’s in het boek zien er uiteindelijk zo uit, op basis van bovenstaande tekst en foto’s, in combinatie met het werk van Pauline Rote:


Leave a reply